Hybride warmtepomp presteert beter dan verwacht: inzichten uit het demonstratieproject

De hybride warmtepomp is bezig aan een sterke opmars in de Nederlandse woningmarkt. Maar hoe presteren deze systemen in de praktijk? Uit het landelijke demonstratieproject hybride warmtepompen, een samenwerking tussen de Rijksoverheid, Techniek Nederland en de Vereniging voor Duurzame Warmte (VDW), blijken de resultaten opvallend positief. In 158 geschikte woningen werden prestaties gemeten, waarbij de data zijn geverifieerd door de Universiteit Twente.

Volgens Peter Cool, voorzitter van de VDW, is de gemeten gasbesparing gemiddeld 75%, aanzienlijk hoger dan de eerder verwachte 55%. Op basis van energieprijzen van juni 2024 levert dit bewoners een jaarlijkse besparing op van ruim €1.000. De verrassende resultaten hangen samen met factoren zoals het vermogen van de warmtepomp, de watertemperatuur, de kwaliteit van de regeltechniek én het temperatuurverschil (ΔT).

De factor ΔT speelt een belangrijke rol in de efficiëntie. Bij traditionele cv-installaties ligt de watertemperatuur vaak rond de 60 tot 70 graden, waardoor de temperatuur van muren en ramen hoog oploopt. Dit zorgt voor grotere warmteverliezen naar buiten. Hybride warmtepompen kunnen daarentegen langdurig op lagere temperaturen – vaak rond de 35 graden – stoken. Hierdoor wordt het warmteverlies aanzienlijk beperkt en voelt de warmte gelijkmatiger aan. Radiatorventilatoren kunnen deze efficiëntie verder verbeteren door de warmte sneller en gelijkmatiger te verspreiden en zo de ΔT te verlagen.

Ook de verhouding tussen gasbesparing en elektriciteitsverbruik pakt gunstig uit. Waar vooraf was gerekend op een toename van 2.500 kWh bij een besparing van 1.000 m³ gas, blijkt in de praktijk slechts circa 1.700 kWh nodig. Dit wijst op een hogere systeem-COP en betere prestaties dan theoretisch was aangenomen.

De studie laat zien dat goed afgestelde regeltechniek cruciaal is. Installaties die optimaal gebruikmaken van lage vermogens en stooklijnen presteren aanzienlijk beter. Gedrag van bewoners speelt eveneens een rol: systemen werken efficiënter bij stabiel gebruik en minimale nachtverlagingen.

Opvallend is dat sommige woningen zelfs nagenoeg gasloos opereerden. In 30 van de 158 woningen nam de hybride pomp meer dan 97,5% van de warmtevraag over, en in enkele gevallen volledig. Wel waren er woningen waar de prestaties achterbleven, vaak door technische gebreken of een te klein vermogen van de warmtepomp. Met relatief kleine aanpassingen zijn hier verbeteringen mogelijk.

De resultaten laten zien dat hybride systemen niet alleen een haalbare maar ook een zeer effectieve tussenstap zijn in de warmtetransitie. Cool benadrukt dat vervolgonderzoek nodig is om beter te begrijpen waarom de prestaties in de praktijk zo gunstig uitvallen en hoe deze kennis breder toegepast kan worden.